Studenten van buiten de Europese Unie (EU) gaan vaak na hun studie terug naar hun land van herkomst. Wat doen EU-lidstaten om deze studenten toch te behouden voor de eigen arbeidsmarkt? Daarover gaat de EMN-Inform ‘Retaining third-country national students in the European Union’ (september 2017).
Internationale studenten kunnen een bijdrage leveren aan de Europese economie en het opvangen van de gevolgen van vergrijzing. Het aantal internationale studenten in de EU steeg de laatste jaren. Toch was het aantal afgestudeerden dat in de EU bleef relatief laag.
Studenten krijgen meer tijd voor vinden werk
In 2016 spraken de EU-lidstaten onder meer af dat studenten van buiten de EU minimaal negen maanden de tijd krijgen om na hun afstuderen een baan in het gastland te vinden. Deze en andere afspraken zijn vastgelegd in de gewijzigde Europese richtlijn voor studenten en onderzoekers van buiten de EU. EU-lidstaten hebben nog tot 23 mei 2018 de tijd om de afspraken over te nemen in hun nationale wet- en regelgeving.
Maatregelen lidstaten voor behoud studenten
Uit de Inform blijkt:
- Nederland is één van zeven lidstaten die al voldoen aan de Europese afspraak om studenten negen maanden of meer te gunnen een baan te vinden. Nederland biedt studenten hiervoor zelfs 12 tot 18 maanden.
- Veel lidstaten proberen wel met andere maatregelen afgestudeerde studenten te behouden, zoals het bieden van een hoger salaris dan het vereiste minimum, een tijdelijke verblijfsvergunning om een baan te zoeken of een eigen bedrijf te starten.
- Nederland is een van de weinige landen met zowel een nationale strategie als een nationaal coördinatiemechanisme om afgestudeerde studenten te behouden. De meeste landen hebben dit niet. Meestal zijn wel instanties als de ministeries van Binnenlandse Zaken en instellingen voor hoger onderwijs betrokken bij het behouden van studenten.
Inform ‘Retaining third-country national students in the European Union’, september 2017