Identificeren slachtoffers mensenhandel in Europa is grote uitdaging

Tussen 2015 en 2020 zijn ruim 10.500 slachtoffers van mensenhandel van buiten de EU geregistreerd in Europa*. Het daadwerkelijke aantal slachtoffers ligt waarschijnlijk veel hoger. Van elke tien slachtoffers zijn er vijf volwassen vrouwen en twee meisjes, één op de drie slachtoffers is een kind.

Het herkennen en het identificeren van slachtoffers van mensenhandel blijkt in veel Europese landen problematisch. Mensenhandel is meestal onzichtbaar. Slachtoffers melden zichzelf vaak niet omdat ze de taal van het land niet spreken, bang zijn voor de overheid, niet weten wat hun EU-rechten zijn of zichzelf niet als slachtoffer zien.

Vroege identificatie mensenhandel noodzaak 

Het herkennen en identificeren van (mogelijke) slachtoffers in een vroeg stadium is cruciaal voor hun veiligheid. Hoe eerder dit gebeurt, hoe eerder slachtoffers hulp en bescherming kunnen krijgen. Een vroege identificatie bevordert ook het onderzoek naar mensenhandelaren, deze kunnen dan beter worden vervolgd. Het Nederlandse beleid voor het herkennen en identificeren van slachtoffers is grotendeels in lijn met het beleid van andere lidstaten.

Om een vroege identificatie mogelijk te maken zetten landen in op:

  • het voor slachtoffers mogelijk te maken zichzelf te melden bij de politie (BG, CZ, DE, EE, ES, FR, IE, HU, IT, LU, LV, NL, PL, SE, SI, SK) of ngo's (BE, CY, CZ, DE, EL, ES, HR, LT, LU, LV, SK);
  • het proactief screenen van (potentiële) slachtoffers in asielprocedures (AT, BE, BG, CY, CZ, DE, EE, EL, ES, FI, FR, IE, HU, IT, LT, LU, LV, NL, PL, PT, SE, SI, SK; GE) en andere migratieprocedures (BG, CY, CZ, EE, FI, HU, LU, LV, NL, PT, SE, SI, SK; GE);
  • een telefonische hotline voor slachtoffers en het algemene publiek voor het melden van mensenhandel (AT, BE, BG, CY, CZ, DE, EE, EL, ES, FI, HR, IE, LT, LV, PL, SI, SK; GE, NO); 
  • bewustwordingscampagnes in herkomst- doorreis- en aankomstlanden, zowel voor asielaanvragers als reguliere migranten (AT, BE, CY, CZ, DE, EE, EL, ES, FI, FR, HR, IE, LT, LU, LV, MT, NL, PL, PT, SE, SI, SK; GE, NO);
  • checklists, met onder meer mogelijke signalen van mensenhandel, voor organisaties die in contact kunnen komen met (potentiële) slachtoffers (AT, BE, CY, EL, FI, HR, IE, LT, LU, LV, NL, PL, PT, SE, SI, SK; GE, NO);
  • het verzamelen van informatie, intelligence gathering, door de politie (BE, BG, CY, CZ, DE, EE, EL, ES, FI, HR, IE, IT, NL, LU, LV, PT, SE, SK; GE, NO), arbeidsinspecties (BG, CZ, EL, ES, HU, LU, LV, SE, SK, GE) of door samenwerkingsverbanden van beide ( BG, CZ, EL, ES, FI, HR, LU, LV, NL, SE, SI, SK).

Formele identificatie slachtoffers mensenhandel

Mogelijk slachtoffer van arbeidsuitbuiting geeft zijn identiteitsbewijs aan de inspecteurs van het ministerie van SZW, Amsterdam | Foto: Joris van Gennip | Hollands Hoogte, 2017
Mogelijk slachtoffer van arbeidsuitbuiting geeft zijn identiteitsbewijs aan de inspecteurs van het ministerie van SZW, Amsterdam | Foto: Joris van Gennip | Hollands Hoogte, 2017

De meeste lidstaten hanteren een formeel onderscheid tussen het herkennen en identificeren van (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel. Met een formele identificatie krijgen slachtoffers meestal meer rechten, zoals het kunnen krijgen van een verblijfsvergunning en hulpverlening.  

In een aantal landen (AT, CZ, FR, IE, LV, NL, PT, SE, SK; GE, NO) bestaat geen formele identificatie. Het ontbreken van een procedure hiervoor, losgekoppeld van het strafrechtelijk onderzoek dat ook altijd gebeurt, zien betrokken partijen in Nederland als een knelpunt. Wel is in sommige landen, waaronder Nederland, sprake van een onderscheid in organisaties die slachtoffers kunnen herkennen en organisaties die zich richten op het identificeren van slachtoffers. In Nederland gebeurt het herkennen door gemeenten, artsen, organisaties uit de migratieketen, scholen, werkgevers en ngo's. 

Het identificeren van slachtoffers ligt vaak bij opsporingsdiensten of speciale instanties. In Nederland kunnen alleen de Nationale Politie, de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Opsporingsdienst Nederlandse Arbeidsinspectie (ODNLA) dit doen. Daarbij gaat het in Nederland niet sec om identificatie maar om een vorm hiervan: het aanbieden van de verblijfsregeling voor slachtoffers mensenhandel aan slachtoffers en het geven van een bedenktijd voor aangifte.

Bedenktijd

In alle landen hebben (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel recht op een bedenktijd na een eerste aanmelding. Tijdens de bedenktijd van maximaal 3 maanden kan een (mogelijk) slachtoffer beslissen om al dan niet aangifte te doen bij de politie. In de meeste landen hebben (mogelijke) slachtoffers die onder de Dublinverordening vallen ook recht op de bedenktijd. In Nederland is dit nog niet het geval, de bedenktijd hier is alleen bedoeld voor slachtoffers van buiten de EU zonder rechtmatig verblijf. Op dit moment onderzoekt Nederland echter nog de gevolgen van een recente uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de bedenktijd. Volgens het Hof zou een bedenktijd ook moeten gelden voor slachtoffers die onder de Dublinverordening vallen.

Bescherming

Na afloop van de bedenktijd hanteren alle landen verblijfsvergunningen die zijn gebaseerd op de medewerking van het slachtoffer in een strafrechtelijk onderzoek. In sommige landen, waaronder Nederland, zijn ook alternatieve verblijfsvergunningen beschikbaar, bijvoorbeeld gebaseerd op de kwetsbare positie van de betrokkene.

Alle landen bieden, in overeenstemming met Europese regelgeving tegen mensenhandel, rechtmatig verblijf en andere beschermings- en ondersteuningsmaatregelen aan slachtoffers van buiten de EU (zoals toegang tot informatie, vertalingen, juridische ondersteuning, accommodatie en materiële voorzieningen, socio-economische integratie).

National Referral Mechanism

In de meeste landen bestaat een National Referral Mechanism (NRM), meestal in de vorm van één overkoepelende instantie waaraan verschillende autoriteiten rapporteren. Nederland, Oostenrijk en Duitsland hebben een ander mechanisme. In Nederland is dit onder meer een nationaal netwerk van zorgcoördinatoren, structurele samenwerking tussen relevante autoriteiten en de Nationale Task Force Mensenhandel die regelmatig bij elkaar komt.

(Inter)nationale samenwerkingsverbanden tegen mensenhandel

  • Het programma van het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT) van Europol wordt vaak door landen genoemd in het kader van internationale samenwerkingsverbanden tegen mensenhandel. Nederland is trekker van dit programma.
  • Het Nederlandse programma Samen Tegen Mensenhandel zorgt voor een nauwe samenwerking op beleidsniveau tussen organisaties die zijn betrokken bij de strijd tegen mensenhandel. 
  • Op uitvoeringsniveau is het Expertisecentrum Mensenhandel Mensensmokkel (EMM) gestart met de Domeinoverstijgende Informatiegestuurde Werkwijze (DIGW), waarmee meer slachtoffers van mensenhandel kunnen worden geïdentificeerd. Het expertisecentrum gebruikt de verzamelde informatie voor betere analyses van de aard en omvang van mensenhandel, en het ontwikkelen van procedures en beleid. 
  • Tijdens het asielproces kunnen betrokkenen al in een vroeg stadium signalen van mensenhandel melden aan de Afdeling Vreemdelingen, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de Nationale Politie. 

Daarnaast kan voogdijinstelling Nidos (potentiële) minderjarige slachtoffers in de Beschermde Opvang plaatsen. De Beschermde Opvang is bedoeld voor kwetsbare jongeren die een groot risico lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel, eergerelateerd geweld of een kindhuwelijk.

Publicaties

*Aantallen geregistreerd in de landen die meewerkten aan het EMN-onderzoek naar mensenhandel